De fietsende prinses (Turnhout, 1939)

Volgens het boek “Cycling Cities” van Ruth Oldenziel scheerde het fietsgebruik in Vlaanderen in de jaren ’50 hoge toppen. En dus ging ik op zoek naar foto’s die dat konden illustreren. Ik ken ondertussen alle hoeken van de online erfgoedbanken en stadsarchieven. De oogst was eerder mager. Ook toen al domineerden geparkeerde auto’s het straatbeeld. Maar de zoektocht leverde wel een pareltje op, dat een prima excuus biedt om het over de Turnhoutse fietsgeschiedenis te hebben.

De foto toont de 12-jarige Prinses Josephine Charlotte van België, zus van de Koningen Boudewijn en Albert II en de latere echtgenote van de Groothertog van Luxemburg. Naast haar fietst haar gouvernante, Mevrouw Dierckx-Kruyfhooft uit Turnhout. De foto is genomen op de hoek van de Patersstraat en de Victor Van Halstraat (nu de noordkant van de Grote Markt). Op de achtergrond, links van de fietsende prinses, ziet u de voormalige “zondagse school”. De mensen achter de prinses staan voor de etalage van een vroegere drogisterij (Huybrechts?). Het olifantengeheugen van de 97-jarige grootvader van mijn echtgenote situeert de foto in 1939. Ik stuurde een afdruk naar het rusthuis en kreeg afgelopen zondag prompt telefoon van hem voor een gedetailleerd verhaal. Leerde de Turnhoutse gouvernante onze prinses fietsen? Feit is dat in die periode de gouvernante een belangrijke rol speelde in het leven van de prinses. Koningin Astrid, haar moeder, was 4 jaar eerder overleden (Lees hier een VRT-artikel over het leven van de prinses). Fietsen was in die dagen ook de meest evidente vorm van verplaatsen. Let vooral op de bagagedrager van de prinses om te beseffen dat het niet zomaar een recreatief rondje door de stad was.

Turnhout fietsstad

Enkele jaren later, na de Tweede Wereldoorlog, kelderde het fietsgebruik in de meeste steden. En ook het koningshuis laat zich vandaag alleen nog op een autoloze zondag of tijdens vakanties op een tweewieler opmerken. Toch bleef Turnhout, samen met Brugge, tot in 2014 de fietshoofdstad van Vlaanderen op het vlak van dagelijks fietsgebruik. En wie op Europese schaal kijkt, stel vast dat elke fietsstad – tot voor kort – aan de rand van het land lag. Groningen in Nederland, Munster in Duitsland, Turnhout bij ons. Of Brugge, maar daar speelt de erkenning als werelderfgoed ook een belangrijke rol. Het valt in ieder geval op: het is nooit de stad waar de keizer of koning resideerde.

De échte hoofdsteden trokken de voorbije decennia handig allerlei investeringsbudgetten van de nationale overheden aan, waarmee ze de opkomende automobiel ruim baan gaven. In Antwerpen moest de tram daarvoor ondergronds (de ruimte die vrijkwam was allesbehalve voor het fietsverkeer bedoeld) en in Gent was het plan om de autosnelweg middels een viaduct tot vlak onder de drie torens door te trekken.

Alleen meer fietsverkeer kan het autoverkeer weer vlot trekken.

Perifeer gelegen steden, zoals Groningen en Turnhout, hadden veel minder toegang tot die geldkraan. Hun ringwegen werden bijvoorbeeld veel later aangelegd. Ze genoten veel langer van een hoger fietsaandeel omdat het autoverkeer er veel minder werd gefaciliteerd. Of kon gefaciliteerd worden.

Een halve eeuw later stellen we vast dat alleen meer fietsverkeer het autoverkeer weer vlot kan trekken. Steden veranderen het geweer van schouder, uit overtuiging of uit noodzaak, en ook regionale en provinciale overheden gooien (delen van) hun investeringsbeleid over een andere boeg. Opnieuw weten de grootste steden de toegang tot die budgetten het snelst te vinden. En ook de autocongestie én de vraag naar meer leefkwaliteit helpen een handje. De fiets keert terug als het snelste én het meest evidente transportmiddel in de stad. Het verklaart de groei die vooral Gent, Leuven en Antwerpen maken in hun fietsaandeel. Voor dagelijks fietsgebruik is Turnhout sinds kort op achtervolgen aangewezen en moet het de duimen leggen voor Leuven, Gent en Brugge (Cijfers? Zie stadsmonitor). Op recreatief vlak houdt Turnhout stand, maar ook daar moet het zich weren tegen een sterk peloton.

Er is maar één weg om die leidende positie weer te bemachtigen: investeringen plannen vanuit fietsperspectief. En beseffen dat alleen meer fietsverkeer de auto uit de file kan halen. Dat betekent niet dat er niet langer in weginfrastructuur kan geïnvesteerd worden, wel moet er een aanzienlijke bijdrage zijn ten bate van het fietsverkeer. Dat soort keuzes hoefde Turnhout tot voor kort niet te maken… De wet van de remmende voorsprong.

Rijdt Prinses Elisabeth straks met de bakfiets?

Wel, Brussel vervelt beetje bij beetje van autostad naar fietsstad. De groeipercentages zijn verbazingwekkend en je kan er gif op innemen dat de corona-crisis, net zoals de terreuraanslagen, het fietsverkeer opnieuw de hoogte insturen. Een stevige stadsplanning en investeringsbudgetten maken nieuwe ruimte voor de fiets, het fietsteam van de Brusselse politie bewaakt de bestaande. Brussel verandert zienderogen.

Het verhoogt de kans dat ook Prinses Elisabeth haar kinderen ooit fietsend naar school brengt. Zoals dat ook in Kopenhagen de doodgewoonste zaak van de wereld is…

Met dank aan het Turnhoutse Stadsarchief voor de foto (Stadsarchief Turnhout, fotocollectie nr. 06765-01)

Plaats een reactie

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑